Het verhaal gaat dat de abt van de Norbertijnen in Postel in de veertiende eeuw 's zondags kort na de vroegmis in een met vier paarden bespannen koets uitreed voor een inspectiereis langs de goederen van zijn abdij. Die goederen waren zo talrijk en uitgestrekt dat hij pas kort voor de vespers weer door de abdijpoort naar binnen reed. De tocht voerde ook naar Bergeijk, waar, hoog op een terp, één van zijn banmolens prijkte. Het ging om een zogenaamde banmolen. Die term betekende dat het de boeren van Bergeijk niet was toegestaan hun koren elders te laten malen.
Zou het de Postelse abt vergund zijn vandaag nog eens naar Bergeijk te toeren om de standerdmolen aan een inspectie te onderwerpen, hij zou heel tevreden huiswaarts zijn gekeerd. De molen verkeert namelijk in een uitstekende staat. Om het in een vakterm samen te vatten: hij is 'maalvaardig’.
De banmolen was van het type standerdmolen. Het meest wezenlijke onderdeel daarvan is, zoals de naam al doet vermoeden, de standaard. Dat is een recht opstaande, minstens zestig centimeter dikke eikenhouten paal waarop de eigenlijke molen rust, en wel zodanig dat hij kan draaien. Die constructie geeft de molenaar de kans de molen met wieken en al in de juiste windrichting te plaatsen. De eigenlijke molen, ook wel aangeduid als 'de kast’ draagt aan zijn voorkant de wieken en aan zijn achterkant de 'staart’ Met de staart kan de molenaar het gevaarte in de goede richting manoeuvreren. Aan de achterkant staat ook de ijselijk steile trap die naar de toegang tot de kast leidt. De kast is rijkelijk gevuld met mechanische onderdelen, meestal vervaardigd van prachtig oud eiken: imponerende assen, gigantische raderen en de legendarische molenstenen. Zij vormen een van veel praktisch vernuft getuigend geheel dat ons ook vandaag nog kan verbazen. Ook taalliefhebbers kunnen hier hun hart ophalen. De molen heeft namelijk een eigen vocabulaire, waarin termen als teerlingen, windpeluw, zonneblok, varkenswiel, gaffenwiel, luireep en hel de dienst uitmaken.
De oudste vermelding van de molen dateert uit 1330. De nog bestaande versie is veel jonger; zij werd waarschijnlijk in 1758 gebouwd. Het monument heeft niet alleen veel mooie jaren eeuwen maar ook tegenslagen achter de rug. In 1897 werd het door de bliksem getroffen en zwaar beschadigd. Maar de toenmalige molenaar ging niet bij de pakken neerzitten en zorgde voor een doorstart. In 1955 deed een van zijn verre nazaten de molen in de verkoop. De steeds maar oplopende onderhoudskosten waren hem boven het hoofd gegroeid. De gelukkige koper was de gemeente Bergeijk. Die kon al gauw stevig aan de bak: in 1970 moest de kast van een nieuwe jas worden voorzien. Toen deze dure restauratie goed en wel achter de rug was, kwam er uit de rijen van deskundigen kritiek los. De mantel had eigenlijk een visgraatmotief moeten dragen. Hij zou dan - zoals te zien is bij elders gerestaureerde molens - een elegantere look hebben gekregen. Erger was dat het monument visueel en logistiek in de verdrukking raakte. Het had eeuwenlang vrank en vrij op zijn terp (een grafheuvel nota bene) aan een vijfsprong van wegen gestaan en de show gestolen, maar
Zou het de Postelse abt vergund zijn vandaag nog eens naar Bergeijk te toeren om de standerdmolen aan een inspectie te onderwerpen, hij zou heel tevreden huiswaarts zijn gekeerd. De molen verkeert namelijk in een uitstekende staat. Om het in een vakterm samen te vatten: hij is 'maalvaardig’.
De banmolen was van het type standerdmolen. Het meest wezenlijke onderdeel daarvan is, zoals de naam al doet vermoeden, de standaard. Dat is een recht opstaande, minstens zestig centimeter dikke eikenhouten paal waarop de eigenlijke molen rust, en wel zodanig dat hij kan draaien. Die constructie geeft de molenaar de kans de molen met wieken en al in de juiste windrichting te plaatsen. De eigenlijke molen, ook wel aangeduid als 'de kast’ draagt aan zijn voorkant de wieken en aan zijn achterkant de 'staart’ Met de staart kan de molenaar het gevaarte in de goede richting manoeuvreren. Aan de achterkant staat ook de ijselijk steile trap die naar de toegang tot de kast leidt. De kast is rijkelijk gevuld met mechanische onderdelen, meestal vervaardigd van prachtig oud eiken: imponerende assen, gigantische raderen en de legendarische molenstenen. Zij vormen een van veel praktisch vernuft getuigend geheel dat ons ook vandaag nog kan verbazen. Ook taalliefhebbers kunnen hier hun hart ophalen. De molen heeft namelijk een eigen vocabulaire, waarin termen als teerlingen, windpeluw, zonneblok, varkenswiel, gaffenwiel, luireep en hel de dienst uitmaken.
De oudste vermelding van de molen dateert uit 1330. De nog bestaande versie is veel jonger; zij werd waarschijnlijk in 1758 gebouwd. Het monument heeft niet alleen veel mooie jaren eeuwen maar ook tegenslagen achter de rug. In 1897 werd het door de bliksem getroffen en zwaar beschadigd. Maar de toenmalige molenaar ging niet bij de pakken neerzitten en zorgde voor een doorstart. In 1955 deed een van zijn verre nazaten de molen in de verkoop. De steeds maar oplopende onderhoudskosten waren hem boven het hoofd gegroeid. De gelukkige koper was de gemeente Bergeijk. Die kon al gauw stevig aan de bak: in 1970 moest de kast van een nieuwe jas worden voorzien. Toen deze dure restauratie goed en wel achter de rug was, kwam er uit de rijen van deskundigen kritiek los. De mantel had eigenlijk een visgraatmotief moeten dragen. Hij zou dan - zoals te zien is bij elders gerestaureerde molens - een elegantere look hebben gekregen. Erger was dat het monument visueel en logistiek in de verdrukking raakte. Het had eeuwenlang vrank en vrij op zijn terp (een grafheuvel nota bene) aan een vijfsprong van wegen gestaan en de show gestolen, maar
kreeg nu concurrentie van oprukkende industrie en een flinke woonwijk. Gek genoeg sloeg aan het einde van de twintigste eeuw, toen er toch al een levendig besef was van de waarde van dit iconische monument, opnieuw het noodlot toe. Er was veel loos in en op de molen.
De toestand was zo ernstig dat in 2003 besloten moest worden de wieken stil te zetten. Niet voor lang gelukkig. Het gemeentebestuur maakte de borst nat en regelde een totale restauratie die door de op dit gebied uitblinkende firma Coppes werd uitgevoerd. Sindsdien draait de molen weer op volle toeren, niet zelden gadegeslagen door geïnteresseerde toeschouwers en bezoekers die de moed hebben de steile trap op te klauteren. Zij stellen ook weleens de vraag of de molen, net als zijn broers in de omgeving, een naam draagt. Niet dus. In oude papieren dook jaren geleden een probeersel op: 'Hoop van Beter’. Waarschijnlijk vond dat geen genade in de ogen van de Bergeijkenaren. Zij hebben hem in elk geval niet in hun collectieve geheugen opgeslagen. En dat is misschien maar goed ook.
De toestand was zo ernstig dat in 2003 besloten moest worden de wieken stil te zetten. Niet voor lang gelukkig. Het gemeentebestuur maakte de borst nat en regelde een totale restauratie die door de op dit gebied uitblinkende firma Coppes werd uitgevoerd. Sindsdien draait de molen weer op volle toeren, niet zelden gadegeslagen door geïnteresseerde toeschouwers en bezoekers die de moed hebben de steile trap op te klauteren. Zij stellen ook weleens de vraag of de molen, net als zijn broers in de omgeving, een naam draagt. Niet dus. In oude papieren dook jaren geleden een probeersel op: 'Hoop van Beter’. Waarschijnlijk vond dat geen genade in de ogen van de Bergeijkenaren. Zij hebben hem in elk geval niet in hun collectieve geheugen opgeslagen. En dat is misschien maar goed ook.
Cas van Houtert
Dit artikel is eerder verschenen in de Eyckelbergh van 29 november 2017.
Dit artikel is eerder verschenen in de Eyckelbergh van 29 november 2017.